Een sfeerimpressie van de tweede editie van Heartland in Hengelo op 25 april 2015. Een verslag van Ria Pronk met foto’s van Gerrie van Barneveld.
Dit jaar organiseert Metropool in Hengelo voor de tweede keer Heartland, een bescheiden festival, dat zich afspeelt in de twee concertzalen die Metropool rijk is, de Jupiler zaal en het Paradijs. Daarnaast is er ook reuring in het muziekcafé. Als verzopen katten arriveren we bij Metropool. Omdat we niks willen missen, wachten we de bui niet af. De tweehonderd meter die we moeten lopen zijn precies genoeg om ons te doorweken. Helaas missen we toch de aftrap door Yorick van Norden in het muziekcafé.
Onze Heartlandmissie begint bij Matt Andersen. Het lijkt behoorlijk vol in de grote zaal, maar vooraan bij het podium is nog ruimte genoeg in de heilige cirkel, de ruimte vlak voor het podium, waar niemand gaat staan. In tegenstelling tot eerder deze week, toen ik het tafereel van een afstand gadesloeg, bekijk ik Matt Andersen nu van dichtbij. Het maakt voor mij geen verschil, ik vind het ook nu heel goed en velen met mij. Zoals ik al eerder zei: bij Andersen is voor iedereen iets te halen. Blues, folk en de soul krijg je er gratis bij. Een verbluffend mooie uitvoering van Ain’t no Sunshine valt ons ten deel. Verbazingwekkend hoe een gitarist met dergelijke worstenvingers (excusez le mot) , op zulke dunne snaren zijn weg kan vinden.
Singer-songwriter Gemma Ray is geboren in Engeland, maar woont in Berlijn. Zij heeft vanavond haar bivak opgeslagen in Het Paradijs. Een dame met strak kapsel, bloemetjesjurk en gitaar, geflankeerd door drummer Andy Zammitt. De muziek heeft de sfeer van de films van Quentin Tarantino, een beetje onvoorspelbare creepy blues en voodoo folk. Zeg nou zelf, hoe vaak maak je het mee dat het keukenmes wordt gebruikt bij het gitaarspelen? Op mijn weg naar de Amerikaans-getinte catering stuit ik in het muziekcafé op The Cannonball Johnsons. De band uit Leiden brengt alternatieve Bluegrass en folk. Leuke muziek voor bij mijn hamburger en potje bier en dat is niet oneerbiedig bedoeld. In een hoek, naast de platenverkoop, heeft zich een heuse herenkapper geïnstalleerd, waar de heren baard en haar kunnen laten aanpassen aan de eisen van de tijd.
Drivin’ n’ Cryin’ zet de boel als eerste eens flink op de kop met real rock folk alt-country punk jam. Dat is trouwens een term die ze zelf voor hun muziek hebben bedacht. Frontman Kevn Kinney en zijn mannen lopen al heel wat jaren mee in het circuit. Hun eerste album dateert uit 1986. Gewoon lekker veel show en energie, daar zijn we op dit moment van het festival aan toe. Jong en oud zwaait met het hoofd heen en weer en gitarist Warner E. Hodges gooit zijn gitaar achterlangs om hem vervolgens weer op te vangen en verder te spelen. Bij Johnny Dowd in het café wacht ik twee nummers tot er echt iets gaat gebeuren. Het wachten is tevergeefs. Ik ga verder.
Scott Biram uit Austin Texas is net bekomen van het feit dat zijn kleedkamer het naambordje “Scott Birmingham” draagt. Op het puntje van zijn stoel, stuurt hij met groot venijn, zijn liedjes de zaal in. Het is een mix van blues, punk, country en Americana. Het heeft iets geïrriteerds. Het is nooit zoetsappig en ook de rustige nummers zijn geladen met irritatie en venijn. Eigenzinnig gromt Biram zich door het optreden. Ik spoed mij naar de Jupilerzaal, waar T-99 op het podium staat. De band heeft, na zes jaar afwezigheid, besloten om weer te gaan spelen. En wat zijn we daar blij mee. Mischa den Haring is een begenadigd gitarist en prima zanger die samen met Martin de Ruiter (drums en zang) en Donné la Fontaine (upright bass en gitaar) een gouden band vormt, waarvan er geen tweede in Nederland te vinden is. Het album The Various Sounds of T-99 is sinds een paar weken verkrijgbaar en wordt vanavond flink gepromoot. Black Keys, Los Lobos en Paladins, zijn zo van die bands die ik ergens ver weg meen te herkennen in de muziek van T-99. Afwisselend repertoire variërend van surf tot rock en van blues tot country. Vernieuwend en ook nog eens heel fijn om naar te kijken. Een plaatje dat klopt. De onbetwiste toproots komt vanavond uit Amsterdam.
De avond loopt ten einde. Het Paradijs is tot de nok toe gevuld voor Miraculous Mule. Ik sta achteraan en sla het gade, voor zover ik iets kan zien. The Southern Rockers hebben de vaart er flink in. Fotograaf, Gerrie, die vooraan staat is nogal gecharmeerd van de vaardigheden van de bassist. Ik krijg het achteraan niet mee en ga op zoek naar een plek waar ik even wat bewegingsvrijheid heb. In het muziekcafé is het lang niet zo druk als eerder vandaag. Seb Black sluit hier de avond af, met gruizige muziek. Met een fles wijn in de hand en niet meer zo stevig op de benen, geeft hij mij het gevoel dat het hier wel zo’n beetje afgelopen is.
Rest ons nog een uurtje muziek van de Hackensaw Boys uit Virginia. Gitaar, Viool, banjo, contrabas en een zelfgemaakt instrument van blikken en pannen zorgen voor een authentieke Amerikaanse sound. De Boys spelen en zingen een mix van punk en bluegrass; leuke, aanstekelijke feestmuziek en de perfecte uitsmijter. Met een akoestisch liedje als toegift, voor op het podium komt er een einde aan bijna acht uur livemuziek in Hengelo. Complimenten voor de programmeurs van dit gevarieerde en uitgebalanceerde festival. Metropool stroomt leeg. Op een bankje ligt een vergeten of verloren cd van Scott Biram. De menigte loopt er langs. Een enkeling twijfelt. Een mevrouw niet, zij pakt het cd’tje van de bank en loopt er mee weg. Iemand mist zijn afterparty. Onze jassen zijn nog niet droog.