Exclusief interview met: Brother Dege tekst & video: Giel van der Hoeven foto’s: José Gallois© locatie: Ribs & Blues Festival 2016 in Raalte datum: maandag 16 mei 2016
Dege Legg (spreek uit: “deejdz”) is ruim veertig jaar geleden geboren en getogen in Lafayette, Louisiana. Zijn ouders zijn van Cajun-Franse, Ierse en Indiaanse afkomst. Maar de artiest Brother Dege zou net zo goed een liefdesbaby van Son House en Patti Smith kunnen zijn. Hij noemt zichzelf één van de best bewaarde geheimen uit het Diepe Zuiden; een muzikant, schrijver en werkman. Bewapend met zijn resonator gitaar, rasperige strot, scherpe teksten en een gedienstige band gaat hij zijn persoonlijke strijd aan met de wereld, die hij soms best wel begrijpt maar de wereld snapt hém niet. Dat doet hij te vuur en te zwaard, zo nodig. Zijn recente album ‘How To Kill A Horse’ is een aanwinst in het… tja, in welk genre eigenlijk? Hij kwam er zelf ook niet helemaal uit tijdens ons interview. Dat aanvankelijk nogal wazig verliep omdat de ‘farout dude’ nog bij moest komen van zijn intensieve optreden. Maar na een versnapering en een stevige niesbui (“Sorry… maar er hangt iets in lucht hier in Nederland”) kwam de redenaar in hem los. Soms werd zijn enthousiasme zo groot dat hij de vraag al onderbrak voordat die gesteld was. Het antwoord volgde dan soms met gesloten ogen, om beter na te kunnen denken: “composing my thoughts because my mind jumps around”. Het werd een onderhoudend gesprek met deze markante maar interessante kerel. Zoals we in het concertverslag al aangaven: He’s a crazy motherfucker, but harmless and peaceful like Jezus.
Hallo Dege, waarom zouden de mensen naar een Brother Dege liveshow moeten komen?
Waarom? Omdat het ondanks de soms donkere maar zeker niet depressieve muziek een gewaarwording is. Een transcendente spirituele ervaring waarbij iedere dag gevierd mag worden. Althans, zo ervaar ik het zelf in deze tour door de UK, Ierland en Nederland. “We’ve been hitting it hard” en het bevalt ons prima. Nu ben ik 13 dagen vrij en eind mei touren we weer verder.
Jullie spelen Psyouthern roots music; een post-Americana stijl van Delta Blues met invloeden uit roots- en rockmuziek. Wat maakt dit genre uniek?
Yeah, uhh… ik zou het zelf beschrijven als: Thinking Man Southern Rock. De Pink Floyd’s in de jaren ‘60 maakte meer Psychedelische Spacerock vanuit de innerlijke geest. Ik maak muziek vanuit surrealistische psychedelische ervaringen opgedaan in het Zuiden van de VS, beïnvloed door weidse landerijen, koeien, slangen en ongedierte. “Where the universe is spinning around you on a trip.”
Hoe was het om op te groeien in Lafayette, Louisiana, werd je er al jong beïnvloed door de traditionele muziek uit die streek?
Daar opgroeien was cool. Maar ik was een buitenstaander als tiener en luisterde naar punkmuziek en heavy metal. In een omgeving van cajun-, zydeco- en folkmuziek. Het deed mij toen totaal niets! Ik wilde herrie horen: Black Flag en Black Sabbath. Later realiseer je wel dat de traditionele stijlen als een natuurlijk bestandsdeel in je genen zitten. Dat hoor je nu terug in mijn huidige songs. Zoals, laat ik zeggen, een Poolse muzikant altijd de polka in zich zal hebben.
Je gitaarspel herinnert me soms aan Ry Cooder…
“I love Ry Cooder!” In mijn jeugd zag ik de roadmovie Paris, Texas van de Duitse filmregisseur Wim Wenders. De film was oké maar vooral de soundtrack greep me aan. Dat was de eerste keer dat ik een akoestische slideguitar hoorde, zo mooi! Cooder’s atmosferische gitaarspel is onevenaarbaar. Oh, wist je trouwens dat een van de beste slidegitaristen ter wereld in Lafayette woont? Sonny Landreth, “the King of Slydeco”. Die kerel is ook zó virtuoos. Ondanks dat ik ook slide speel heb geprobeerd om vooral niét in zijn voetsporen te treden, dat is onmogelijk.
Een andere gitaarvirtuoos Joe Bonamassa was onder de indruk van je liveoptredens…
Oh ja? Te gek! Ik heb hem nooit ontmoet maar weet wel dat hij een jaar of wat geleden een van mijn albums leuk vond. Maar plaats mij niet in die categorie van die topgitaristen hoor. Ik ben een singer-songwriter van liedjes waarin ik beelden probeer te creëren. En ik gebruik daarbij een (slide)gitaar als instrument, een tool.
Je speelt ook dobro en poseert ermee op de albumhoes van ‘Folk Songs of the American Longhair’ uit 2012. Heeft dit instrument een speciale betekenis voor je?
Yeah, ik hou van dat instrument. Toen ik voor het eerst een resonator hubcap gitaar zag was ik direct onder de indruk van dat instrument. En toen ik het geluid ervan hoorde was ik helemaal verkocht. Wauw! Dat klonk zó gaaf en zó anders. Vervolgens heb ik er ook eentje aangeschaft en ben ik Delta Blues en oude bluesmuziek gaan luisteren; John Lee Hooker, Blind Willie Johnson, Robert Johnson. Mijn dobro is gemodificeerd met twee Pick-upsets, zodat ik er ook soloshows mee kan doen. Maar ik behandel het niet als mijn baby hoor… nee joh, ik ga er juist lekker op tekeer! Zoals Bukka White dat deed: “I play it rough – I stomp ‘em – I don’t peddle ‘em.”
In je roadmovie ‘Set It Off: Brother Dege & The Brethren’ speel je letterlijk met vuur. Waarom ben je zo geobsedeerd door vuur?
Haha, die film is voornamelijk met smartphones opgenomen toen we in de zomer van 2014 door de VS en Europa tourden. Soms bevestig ik vuurwerk op de body van mijn dobro en houdt die dan vuurspuwend boven m’n hoofd. Ik ben geen pyromaan of zo maar vindt het soms gewoon leuk om dingen in de fik te steken. Bluespuristen vinden dat maar niks, “het is geen KISS-concert, dude!”, zeggen ze dan. Omdat het hier op Ribs and Blues een optreden bij daglicht was heb ik het maar niet gedaan, daar was de podiumverhuurder wel blij mee vermoed ik, haha. Je mag het publiek gerust een beetje afzeiken om ze te inspireren hoor. Over zo’n act is niet bewust nagedacht maar zie het als een ritueel. Offeren aan de scheppingskracht en het aanbidden van de creatieve gaven: “giving it back to the people, to the gods”.
Heeft de Tarantino-film Django Unchained je meer roem gebracht?
Quentin Tarantino is één van de beste filmregisseurs aller tijden. De mensen associëren hem niet voor niets met: “outside the box thinkin’ and great music”. Als zo’n grootheid dan persoonlijk mijn song ‘Too Old to Die Young’ uitkiest voor zijn film ‘Django Unchained’ is dat natuurlijk een eer van jewelste! Zeker tussen artiesten als James Brown en Ennio Morricone. Natuurlijk heb ik daardoor meer naamsbekendheid gekregen maar hey, dat maakt je nog geen rockster of zo hoor. Er is zoveel gaande in de muziekindustrie, goede muziek maar ook veel troep helaas. En alles moet gepromoot worden. Ik heb geen geldschieters en zelfs geen manager, bij mij is alles ruw en ongedwongen. Voor de officiële ‘Too Old to Die Young’ videoclip had ik een paar oude vrienden uitgenodigd en de getto motelkamer afgehuurd waar ik een tijdje gewoond had toen ik nog arm was, haha.
Je bent ook liefhebber van beeldende kunst, Vincent van Gogh en Pablo Picasso zijn je favoriete kunstschilders. Schilder je zelf ook?
Nee, ik ben zelf een afschuwelijk slechte visuele kunstenaar! Maar wel een groot bewonderaar van de schilderkunst. Ik waardeer het zeer en zowel het werk als de levens van Van Gogh en Picasso hebben invloed gehad op mijn songs. Ik ben hier laatst nog in het Kröller-Müller Museum in Otterlo geweest bij een Van Gogh expositie, indrukwekkend. En de schilderijen van Picasso spreken zelfs mensen aan die niets om kunst geven, zo magisch zijn die.
Kun je zeggen dat je loopbaan ook kan worden ingedeeld in verschillende stijlperioden, zoals bij Picasso?
Ja, dat is misschien wel een mooie vergelijking. In omgekeerde volgorde dan wellicht: abstract, surrealistisch, klassiek… als het een goede song is hoor je dat direct, dat komt overeen met schilderkunst. Maar dat wil nog niet zeggen dat het ook een klassieker is. Ik weet niet of mijn songs ooit als kunst worden ervaren en aanvaard. Dat konden Jimi Hendrix en Bob Marley 40, 50 jaar geleden ook niet bevroeden. Ik wil het ook niet weten want ik hou juist van ‘het onbekende’.
Het is pas een goede song wanneer het akoestisch op één gitaar gespeeld aanspreekt?
In feite wel ja, of hooguit met twee instrumenten, zoals bijvoorbeeld een mondharmonica erbij. Woody Guthrie en Bob Dylan deden niet anders. En hun stemmen waren niet uitzonderlijk goed, evenals hun gitaarspel (van mij ook niet trouwens) maar het klonk wel ongelooflijk magisch. Zoals een wiskundige vergelijking, vaak niet te verklaren. Ik componeer eigenlijk ook altijd alleen op m’n akoestische gitaar of met de dobro. Piano speel ik nauwelijks en de elektrische gitaar vind ik er minder geschikt voor.
Zo heb je inmiddels negen albums gemaakt maar ook twee boeken geschreven. Was het schrijven van die romans een statement of slechts tijdverdrijf?
Haha, dat is een goeie vraag. Ik doe het hoofdzakelijk voor mezelf als een soort therapeutische bezigheid. Dat geldt eigenlijk ook voor het schrijven van mijn muziekteksten, waarbij het meegenomen is dat daar wel een publiek voor is. The Battle Hymn of the Hillbilly Zatan Boys is een maf (“kooky”) fantasieboek en Into the Great Unknown zijn gepende roadjournals van de band Santeria. Het creatieve proces dat tot deze schrijfsels leidt, maar ook songs schrijven, in mijn eentje in een kamertje, vind ik echt heerlijk om te doen. Zoals een hoefsmid het in zíjn ambacht fijn vindt om op een stuk ijzer te ranselen. Ik heb het schrijven gewoon nodig om geestelijk te kunnen overleven.
In een ander beroep vind je die voldoening niet?
Poeh, zal ik de schijtbaantjes opnoemen die ik allemaal gehad heb? Bordenwasser, kok, fabrieksarbeider, bezorger, automonteur, machinist, daklozenopvangmedewerker, journalist en taxichauffeur. Maar ach, door in mijn eigen tijd creatief te blijven zorgde ik ervoor dat die dayjobs geen tijdverspilling werden. Als taxichauffeur heb ik zelfs weer inspiratie opgedaan. Ik deed de nachtritten gecombineerd met optredens overdag of ’s-avonds. De ervaringen achter het stuur schreef ik op in een onlineblog ‘Cablog: Diary of a Cabdriver’, wat ik nu weer tot een boek aan het bewerken ben, allemaal ware verhalen dit keer.
Je hebt al veel gedaan maar is er nog een droomproject wat je zou willen doen?
Nee niet specifiek, ik doe waar ik me happy bij voel en wat er op mijn pad komt. Dromen hoeven niet altijd verbonden te zijn met succes. Zelfs als je geen cent te makken hebt is er behoefte aan erkenning en waardering. Omdat je niet van de wind kunt leven zal je als kunstenaar wellicht ook rotbaantjes moeten doen. Dat neemt niet weg dat je het een niet met het ander zou kunnen combineren. Ik heb momenteel niets te klagen man, ik leef gezond en stop mijn craziness in creativiteit in plaats van in waanideeën als gevolg van drank en drugs. Creativiteit is de beste religie.