Evening with the blues werd gehouden op 28 maart 2015 in LantarenVenster Theater, Rotterdam. Tekst door Ton Kok met foto’s van Johan Sonneveld
Na de afgelopen maanden veel negatieve geluiden opgevangen te hebben over stagnerende voorverkoop en matige bezoekersaantallen voor diverse evenementen, hoorde ik vorige week dat er voor de 25e editie van An Evening With The Blues al ongeveer vierhonderd kaarten aan de man gebracht waren en kon men een paar dagen voor het festival het bordje Uitverkocht aan de deur hangen.
Na tweeëntwintig jaar Agnietenhof in Tiel, wordt de avond met de blues nu voor de derde keer gehouden in Rotterdam. Volgens sommigen is Rotterdam nooit een echte blues stad geweest, aan de andere kant heeft de plaats met Bluessociëteit l’Esprit wel de oudste Nederlandse blues club binnen de stadsgrenzen. Ondanks de drukte is de organisatie dik in orde. Voor een hapje of drankje hoef je niet lang te wachten en het altijd vriendelijke blues publiek wordt prima bezig gehouden in de zaal en foyer, waar vooraf, in de pauze en na afloop Robbert Fossen en Peter Struijk weten te boeien met een schier oneindige reeks blues klassiekers uit Chicago en verre omstreken. Veel bekende gezichten, maar toch ook nieuwe gezichten, waaronder opvallend veel ‘relatief’ jongeren. Dat is voor mij toch wel een beetje verrassend, gezien de toch wel traditionele line-up.
Na een rondje handjes schudden en zoenen met veel bekenden gaat tegen acht uur de zaal open, waar we getrakteerd worden op een ontspannen opening door het Amerikaans/Italiaanse duo Guy Davis en Fabrizio Poggi . Met hun schitterende cd Juba Dance uit 2013 nog in het achterhoofd zijn mijn verwachtingen hoog gespannen. Als snel blijkt Guy Davis een charismatische entertainer te zijn, die vanaf het openingsnummer, Tommy Johnson’s “Maggie Campbell Blues”, de aandacht heeft van het publiek. Bij het overbekende “Little Red Rooster” laat hij het publiek mee blaffen en huilen. Fabrizio Pozzi schikt zich in zijn rol al begeleider en weet de nummers te ondersteunen met fraaie harmonica partijen.
We krijgen een fraai stukje blues geschiedenis voorgeschoteld met nummers van Sleepy John Estes (“Give In Kind”), Robert Wilkins (“That’s No Way To Get Along”, ooit door de Rolling Stones gecoverd als “Prodigal Son”), Muddy Waters’ “My Eyes Keep Me in Trouble”, maar ook voor een Bob Dylan song als “Lay Lady Lay” draait het duo de hand niet om. Uiteraard speelt Davis ook het nodige eigen werk, zoals het solo gebrachte eerbetoon aan Sonny Terry: “Did You See My Baby”. Wat opvalt is dat het publiek ademloos luistert. En mag er af en toe iemand wat te zeggen hebben, dan kan deze steevast rekenen op een reprimande van de medebezoekers. Het duo bouwt zelf alvast de toegift in, maar onder aanmoediging van Master Of Ceremonies Henk Demper komt er nog het ingetogen “Wish I Hadn’t Stayed Away So Long” achteraan, waarin Davis toch ook weer het publiek tot meezingen weet te bewegen.
De grote naam op het affiche is toch wel Duke Robillard. In 2014 moest hij noodgedwongen verstek laten gaan wegens een handblessure. Tijdens die periode maakte hij, met twee vingers aan elkaar getaped, nog wel opnamen voor zijn meest recente album “Calling All Blues!”. Dit jaar is hij dus wel van de partij met zijn vaste begeleiders Bruce Bears (piano/Hammond), Brad Hallen (bas) en Mark Teixeira (drums). Zijn discografie start in 1978 en hij heeft inmiddels een vrijwel onevenaarbare reeks albums uitgebracht. Materiaal genoeg dus voor een boeiende show, zou je denken.
Duke Robillard is een fantastische gitarist en heeft vrijwel elke bedenkbare blues stijl in de vingers. Bovendien is hij ook als zanger goed te genieten en heeft hij een band met een prima drive achter zich staan, waarin vooral Bears, die oogt als een onverstoorbare plattelandsdominee, de club uitstekend aanstuurt. Op de momenten dat Duke zich op de zang concentreert, weet de band het ontbreken van diens gitaarspel goed op te vangen. Toch komt dit optreden voor mij niet helemaal uit de verf. Het meeste materiaal op de setlist is langzaam of mid-tempo. En af en toe is daar toch weer dat wat gladde jazzy werk er tussendoor. Op zich niets mis mee, technisch prima in orde. Een eigen werkje als “She’s A Real Live Wire” weet dan nog wel de aandacht vast te houden, maar bij een jazzy instrumental als “I Can’t Believe You’re In Love With Me” zie je toch dat een aantal mensen het tijd vindt om even richting de bar te lopen voor een drankje of (ook hier) een praatje. “Down In Mexico” gaat er dan weer prima in, maar in het slotnummer “I’m Stickin’ With You Baby” verwacht je toch dat een routinier als Robillard naar een climax toewerkt. Helaas blijft deze uit. Een toegift komt er wel, maak ook “Make It Rain” levert niet het ouderwetse vuurwerk op. Muzikaal gezien een prima optreden van vier gelouterde muzikanten, maar … het was het toch net niet.
Afsluiter is Toronzo Cannon, een real deal Chicago bluesman, die het vak geleerd heeft in de lokale blues clubs door naar de groten te kijken en te luisteren en vervolgens met hen te spelen. Ik heb de man eerder aan het werk gezien en ook nu pakt deze showman vanaf het begin de hele zaal in. “Zo, hij had van mij ook wel de sets van die anderen mogen overnemen’, zei de dame naast me en inderdaad, het uur speeltijd had van mij ook wel wat meer mogen zijn. Met zijn begeleiders The Cannonball Express weet hij voor uitstekende interactie met het publiek te zorgen en ook onderling tussen de bandleden voel je de klik. Vooral het samenspel tussen Toronzo en toetsenist Ronnie Hicks is top, zowel vocaal als instrumentaal. Hicks heeft niet alleen met veel groten uit de Chicago blues gespeeld, maar heeft ook het vak geleerd in soul/funk bands als Kool and the Gang en Ohio Players. De band wordt gecompleteerd door bassist David Forte en drummer Christopher Alexander. Is er buiten sprake van stevige rukwinden, de mannen uit de Windy City gaan binnen ook meteen stormachtig van start met de klassieker “I’m A King Bee”. En ondanks het feit dat er regelmatig wat terug-geschakeld wordt, blijft de kracht in het spel zitten. In het tweede nummer, het “Hoochie Coochie Man”-achtige “Walk It Off”, vertelt hij met een flinke dosis humor hoe je op de Chicago-wijze afrekent met rivalen in de liefde. Eigenlijk bestaat de hele set uit louter hoogtepunten. Het oorspronkelijk als stevig mid-tempo song opgenomen “She Loved Me” krijgt hier een werkelijk fantastische slow blues bewerking, met een op laag volume gespeeld intro, maar later in het nummer vliegen de vonken toch van de snaren. Toronzo Cannon is geïnspireerd door de drie Kings van de blues (B.B., Freddie en Albert), hoewel de Jimi Hendrix invloeden ook niet ontbreken, zoals in de titelsong van zijn laatste cd “John The Conquer Root”. Evenals de eerste keer dat ik hem aan het werk zag, zal dit optreden me nog lang bijblijven. Als ik dan toch een minpuntje moet noemen, dan is het de eerste toegift, een medley met “Tutti Frutti”/”Let’s Do The Twist”/”Whole Lotta Shakin’ Goin’ On”. Wel zeer vermakelijk om te zien hoe hij een aantal dames aan het shaken weet te krijgen. Met het soulnummer “Cold World” sluit de band toch op perfecte wijze het festival af. Laten we ons gelukkig prijzen met mensen als Toronzo Cannon, die die geworteld zijn in de blues traditie en tegelijktijdig de muziek met nieuw elan brengen.
En laten we ons eveneens gelukkig prijzen met het feit dat er genoeg publiek is dat op deze muziek afkomt om het voortbestaan van An Evening With The Blues weer veilig te stellen.