John Butler Trio speelde -met support van Brett Dennen – in Paradiso Amsterdam op maandag 5 mei 2014. Review & filmpje door Giel van der Hoeven met foto’s van: Arjan Vermeer.
Het is alweer vier jaar geleden dat de songschrijver/muzikant John Charles Wiltshire-Butler (38) voor het laatst in ons land in de Amsterdamse Melkweg te zien was. In die tussentijd toerde hij met zijn John Butler Trio over de hele wereld en vergaarde hij steeds meer fans. Butler speelde ondertussen een belangrijke rol in allerlei discussies over milieukwesties in Australië, en besteedde aandacht aan zijn gezin. Hij heeft een dochter en een zoon en ook zijn vrouw Danielle “Mama Kin” Caruana is zangeres. Verder nam hij nog twee live albums op – Live at Red Rocks (2011) en Tin Shed Tales (2012) – en hield hij zich bezig met het vervaardigen van een gloednieuw zesde studioalbum: Flesh & Blood (2014). Met de vijf voorgaande platen wist het trio al het nodige succes te behalen, waarvan er twee de platina status bereikte. Het muzikale succes en uitgesproken politieke standpunten leverden hem in zijn thuisland Australië (hij werd overigens geboren in de VS maar verhuisde in 1986 naar Down-Under) de bijnaam ‘Million Dollar Hippie’ op. Emotionele belevingen als levenslust en activisme kunnen hem dus niet ontzegd worden. Overkoepelende begrippen die ook nog steeds terugkeren in zijn teksten en muziek.
De Amerikaanse folk/pop singer-songwriter Brett Dennen (1979) uit Oakdale (Californië) mag het John Butler Trio supporten in deze Europese Flesh & Blood Tour. Dat doet hij slechts zingend en gitaar spelend en begeleid door één back-up gitarist. De slungel heeft – ondanks zijn 35 levensjaren – een babyface met een lange, hangende haarlok en draagt een Buddy Holly bril. Wat blijkbaar een hoog knuffelgehalte oproept bij jonge meisjes. Zo bleek althans in Paradiso want verschillende bakvissen hadden zich voor het podium gesetteld om hem van dichtbij te kunnen aanschouwen. En om singles als ‘Ain’t No Reason’ van zijn zelfgetitelde debuutalbum uit 2004 en ‘When We Were Young’ van zijn vijfde album ‘Smoke and Mirrors’ (2013) mee te kunnen zingen. Die laatste was inclusief linedance pasjes van Dennen zelf wat weer ontvangen werd met gegil door de tienermeisjes. Wiens gezichten hij weer één voor één in zich leek op te nemen (“you are all beautiful people”) terwijl de crowd pleaser routineus een korte set van zes nummers afwerkte. Wij scharen hem vooralsnog in de categorie van Engelse gelijkgestemden als Ed Sheeran, Jake Bugg en Ben Howard. Niet onaardig maar ook niet bijzonder.
Bijzonder is de Australische John Butler zéker. Een aimabele persoon en in zekere zin ook een crowd pleaser. Maar de 38-jarige singer-songwriter is behalve een gitaarvirtuoos, als aanhanger van de Wilderness Society, ook altijd politiek, sociaal en cultureel gemotiveerd geweest. En zijn sterke meningen over kwesties zoals het milieu en inheemse rechten weet hij geraffineerd te verweven in sommige songteksten. Maar in Paradiso presenteerde hij zich – op een enkele politieke opmerking na – voornamelijk als artiest, zanger en gitarist. Een heel bijzondere gitarist dus. TBA?-collega Arjan noemde hem in het verleden al eens “stiekem één van de beste gitaristen ter wereld, die zijn kwaliteiten altijd in dienst van het liedje stelt”. Liedjes waarvan er zes van zijn uitstekende nieuwe album Flesh & Blood (2014) kwamen. En voor de rest putten John Butler, bassist Byron Luiters en hun nieuwe drummer Grant Gerathy uit een oeuvre dat hij sinds 1998 aan de dag weet te leggen. En, waardoor hij een grote schare fans wist te creëren. Ook in Nederland, want Paradiso was stijf uitverkocht.
‘Revolution’ van het album April Uprising uit 2010 was zoals gewoonlijk in deze tour de concertopener. Op een felrood belicht podium kregen we eerst een elektrisch/akoestisch intro te horen van ruim twee minuten alvorens hij de tekst van het lied aanvangt. Zijn gitaarstijl en gebruik van apparatuur zijn niet uniek maar wel origineel. Zijn belangrijkste instrument is een 12-snarige akoestische gitaar gemaakt in Australië door Maton (eigenlijk een 11-snarige aangezien de hogere ‘G’ is verwijderd). Deze gitaar gebruikt hij ‘normaal’ maar ook zoals in deze song aangesloten op effectpedalen en een Marshall versterker waardoor een meer ‘elektrische vibe’ ontstaat. Verder speelt John Butler ook op de Dobro, een banjo, een Telecaster en een 6-snarige akoestische gitaar. En zijn beheersing van finger picking, slide en het spelen van gitaarpercussie maken hem een meesterlijke gitarist.
In ‘Used To Get High’ (“for a living, believing everything that I saw on my tv“) kwam de moderne profeet in Butler naar boven. Een up-tempo song met de frisheid van Jack Johnson. Maar uit de tijd dat de blanke Rastafari, toen nog uitgedost met lange dreadlocks, zijn boodschap verkondigde. Vervolgens stapte Byron Luiters over van de basgitaar naar de toetsen om de eerste twee nummers van het nieuwe album Flesh & Blood te spelen, ‘Cold Wind’ gevolgd door de ballade ‘Bullet Girl’. Songs die gezien de reactie ook prima in de smaak vielen bij het enthousiaste publiek. Misschien een beetje flauw om te zeggen dat die fanatieke fans bestaan uit mannen met knotjes en vrouwen met schoudertasjes, maar het geeft wel het doorsnee publiek weer. Maar wel toehoorders die tot genoegen van Butler alle hits, van het catchy ‘Zebra’ tot het aanstekelijke en optimistische ‘Only One’, hartstochtelijk en woordelijke meezongen. En met het folk introdeuntje op de banjo ‘Hoe Down’ direct gevolgd door ‘Better Than’ met Luiters op de zwarte stand-up bass maakte we bijna Zuid-Amerikaanse taferelen mee.
Via het reggae-achtige ‘Blame It On Me’ werd een apotheose bereikt in ‘Pickapart’, waarin Butler zijn elektrische Fender gitaar liet gieren over de bassgrooves van Luiters. En waarin drummer Grant Gerathy zich met een korte maar heftige drumsolo een waardig vervanger toonde van zijn voorganger (en Butler’s zwager) drummer Nicky Bomba. Maar volgens sommige was het échte hoogtepunt toch de akoestische soloversie van ‘Ocean’, een magistrale gitaarcompositie van zijn debuutalbum uit 1998. Bij ‘Don’t Wanna See Your Face’ haastte Butler zich erbij te zeggen dat hij uiteraard het tegengestelde bedoelde, alleen maar mooie mensen in Amsterdam volgens hem. Maar in zijn betoog over “your beautiful city” vergat hij blijkbaar dat het merendeel van de bezoekers waarschijnlijk zelf niet eens uit de hoofdstad afkomstig was. Het aandoenlijke vertelsel over zijn dochtertje Banjo die tot drie keer toe bijna werd overreden door Mokumse stadfietsers was er niet minder hilarisch om. Het onheilspellende drumintro (en de tekst?) van ‘Devil Woman’ onderstreepte zijn verhaal.
De eerste van maar liefst drie toegiften ‘Peaches and Cream’ was een liefdesverklaring aan zijn vrouw en dochter. In tegenstelling tot het eerdere heupwiegende eerbetoon ‘Daniella’ (“be my Cinderella”) een zeer ingetogen song. Een song met solo gespeeld intro op de akoestische gitaar, en klonk als een liefdevolle ballade om kiekenvlees van te krijgen. Vervolgens werd de laid-back groovemachine weer opgevoerd tot full-speed dancemachine. Na eerst een drieverdiepingen Paradiso meezingtest te hebben gedaan, afgenomen door John Butler zelf, gingen de remmen definitief los. Want met ‘Livin’ in the City’ ging iedereen “down to the nitty gritty”! Niet in de minste plaats het Trio zelf met weer eens een felle elektrische solo door Butler en groovy ritmes van het tandem Luiters/Gerathy. ‘Funky Tonight’ was de strakke traditionele liveshow afsluiter. John Butler en zijn mannen zijn een trio van uitersten en tegenstellingen tegelijk. Met songs die zowel shivering bodyreflexen als dancing feet activeren. Of zoals hij het zelf zo treffend in ‘Zebra’ zingt: “I can be alive man, or be the walking dead” en: “I can be black or I can be white”.
SETLIST: Revolution; Used To Get High; Cold Wind; Bullet Girl; I’d Do Anything (Soldier’s Lament); Only One; Daniella; Hoe Down/Better Than; Blame It On Me; Pickapart; Intro to Ocean/Ocean; Don’t Wanna See Your Face; Devil Woman; Sleep At Night; Zebra. Encores: Peaches & Cream; Livin’ In The City; Funky Tonight.