Ruim 15 jaar was Buddy Whittington gitarist bij John Mayall’s Bluesbreakers, hij trad in de voetsporen van legendarische leden zoals Eric Clapton, Peter Green, Mick Taylor, Walter Trout en Coco Montoya. Een eervolle job natuurlijk maar je blijft vaak ook een vrij anonieme sideman in een band achter een bekende naam. Op één van zijn vorige albums ging het lied ‘Second Banana’ hierover. Yep, dit getuigt van humor door de corpulente Texaan, en dat kan hem ook op dit album zeker niet ontzegd worden.
De elf eigen composities bevatten met regelmaat tekstueel maar soms ook muzikaal Zappaiaanse humor. Zijn muziek kan worden omschreven als elektrische Texas blues-rock in een ZZ Top stijl met invloeden van de oude Allman Brothers Band en uiteraard The Bluesbreakers. Ook herkennen we het frivole Joe Walsh geluid uit zijn ‘But Seriously Folks’ (1978) periode. En bij een nummer als het instrumentale ‘For Crystal Beach’ lijkt het warempel wel of de mellow sfeer die George Benson zo kenmerkt uit je speakers kabbelt.
In 2007 toen Buddy nog in The Bluesbreakers speelde maakte hij al het album ‘Buddy Whittington Band’. Blijkbaar met de smaak te pakken en de carrière van zijn illustere voorgangers op het netvlies besloot hij in 2010 definitief op eigen benen verder te gaan. De CD ‘Bag Full of Blues’ volgde en nu ruim een jaar later dus alweer ‘Six String Svengali’ (Manhaton Records/2011). Nu Big Buddy definitief uit dienst is bij The Bossman Mayall is hij zelf ook een klein baasje geworden. De gerenommeerde muzikanten Pete Stroud, Roger Cotton (Peter Green’s Splinter Group) en Darby Todd (Justin Hayward’s Hot Legs) werden alweer vervangen door de betrekkelijk onbekende bassist Wayne Six en drummer Mike Gage.
Het openingsnummer is gelijk al prachtig. Zoals vermeld in de ZZ Top stijl met een tekst vol verwijzingen naar de sixties en naar lotgenoten, met een vette knipoog: “a lot of young Americans hadn’t been hipped, but the blokes and the birds saw the blues as a gift. It was back when the Beano was boss.” De waterval van woorden stroomt verder in ‘Deadwood and Wire’. Verfrissend en met harde stralen, The Mothers Of Invention hadden het niet beter kunnen verwoorden. Wel met een nuchtere conclusie: “you know an old Fender’s nice but considerin’ the price, I think I sound about the same on a Squire”.
De song ‘Ain’t Got the Scratch’ is van hetzelfde laken een pak als de opening ‘BWTBWB’. Wie het nummer ‘Life’s Been Good’ van Joe Walsh kent, weet welke richting het hier opgaat. Ik heb wel een zwak voor dit soort bluesmuzikanten die wrange humor gebruiken en aantonen dat hun vak niet altijd bloedserieus genomen hoeft te worden. Nog zo’n treffend voorbeeld in ‘Fender Champ’: “learn how to play your guitar’, well that’s all well and good, but somebody should run the spotlight and tend the bar…” En zo is het maar net; kampioen word je met elkaar en niet tegen de kleintjes.
‘I Had To Go And See Alice’ is wat mij betreft de 21e eeuw speedy versie van ‘A Boy Named Sue’. Ik hoor meerdere treffende vergelijkingen met de Johnny Cash hit uit 1969. Zoals de structuur, de humor, het zingend spreken (recitatie) in plaats van conventioneel zingen en het country gitaargeluid. En de zelfspot gaat verder in ‘Six String Romance’. Terwijl zijn leeftijdgenootjes de blits maakte met hotrod cars zat de persoon in kwestie dagen lang te pielen met een versterkertje en een oude gitaar. Met als gevolg uitpuilende jukejoints en Mr. Record Man die langs komt om een lucratief contract te laten tekenen. Het zijn teksten met een biografische inslag of anders wel een levendige jongensboek fantasie.
En dan volgt de verering van befaamde ‘Texas Trios’ zoals de Tres Hombres van ZZ Top, SRV’s Double Trouble, Johnny Winter at Woodstock en vele anderen. Buddy is duidelijk trots op zijn Texaanse afkomst en terecht want hij klinkt met zijn eigen Texas Trio net zo lowdown and mean als zijn wapenbroeders. De tekst van ‘The Put On Song’ is weer ik-moet-helemaal-niks-tongue-in-cheek humor, pakkend, begrijpelijk en origineel. Maar laten we ook niet vergeten dat Buddy Whittington gewoon een hele goeie zanger is en een gitarist die zijn sporen inmiddels dubbel en dwars verdiend heeft.
Niks serieus te beleven dan? Jazeker! ‘My World Revolves Around You’ is gewoon een vrolijk liefdesdeuntje zonder cynisme. Hoewel, woorden als “You and me at unity, oscillatin’, cohabitatin’, resonatin’ at frequency” zijn niet bepaald gebruikelijk in een lovesong, maar bij Buddy weet je het maar nooit.
En heel serieus en daarom zonder woorden is de instrumental ‘For Crystal Beach’. Gewijd aan de behulpzame Texanen van Crystal Beach op het schiereiland Bolivar, waar Buddy’s familie de zorgeloze uren doorgebracht terwijl orkaan Ike in 2008 bijna totale verwoesting veroorzaakte in andere delen van Texas. Een Wes Montgomery riedeltje wat je eerder verwacht van jazzgitarist George Benson dan van de blues-rocker Buddy Whittington. Maar goed, hij heeft er een duidelijke reden voor om het ingetogen te houden. Het hele album is trouwens opgedragen aan Buddy’s grootvader Gordon Carlock, die in 2009 onverwachts is overleden.
En tot slot ‘While We’re Here’, de meest serieuze track van ‘Six String Svengali’. Stemmig gebracht met ook een boodschap zowaar; laten we lief zijn voor elkaar, nu we d’r toch zijn. Het klinkt aannemelijk uit de mond van een zwaargewicht die door de jaren heen met zijn gitaar op het omvangrijke lijf heeft leren relativeren. “One town you’re a treasure, the next you’re a tramp, too late to turn back from bein’ a Fender Champ!”
Tracklisting:
01. Back When the Beano Was Boss
02. Deadwood and Wire
03. My World Revolves Around You
04. Ain’t Got the Scratch
05. I Had to Go and See Alice
06. Fender Champ
07. Six String Romance
08. Texas Trios
09. The Put On Song
10. For Crystal Beach
11. While We’re Here